Category Archives: Vennootschapsbelasting

Kamervragen motie verruiming verliesverrekening

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen over de verruiming van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. Aan de staatssecretaris van Financiën is gevraagd hoe en wanneer hij uitvoering zal geven aan deze motie en of de motie zal worden verwerkt in wetgeving.

De staatssecretaris heeft in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis een maatregel opgenomen om de liquiditeitspositie van het bedrijfsleven te verbeteren. Dat kan door het vormen van een fiscale coronareserve bij het bepalen van de winst over 2019. Via deze reserve kan het verwachte corona-gerelateerde verlies over 2020 ten laste van de winst over 2019 worden gebracht. De fiscale coronareserve valt in het jaar 2020 vrij in de winst. De wetgeving omtrent de fiscale coronareserve wordt op dit moment voorbereid en zal worden opgenomen in het Belastingplan 2021. De staatssecretaris ziet geen aanleiding om de termijnen van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting op korte termijn te verruimen. Verliesverrekening leidt in zijn algemeenheid niet tot een snelle verbetering van de liquiditeitspositie en vormt daarom geen onmiddellijke stimulans voor het doen van investeringen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000096159 | 28-05-2020

Rapport commissie belastingheffing van multinationals

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën een commissie van deskundigen ingesteld die moet adviseren over maatregelen om de belastingheffing over winsten van multinationals eerlijker te maken. De commissie adviseert om structureel meer gegevens te verzamelen om het inzicht in de belastingafdracht van multinationals te vergroten. De commissie benadrukt het belang van Nederland om voorop te lopen in de internationale samenwerking op het gebied van winstbelastingen. Tot slot beveelt de commissie een “basisvariant” van eenzijdige grondslagverbredende maatregelen aan.

De commissie benadrukt het belang van stabiliteit en voorspelbaarheid van de fiscale regelgeving voor een eerlijke belastingheffing. De commissie heeft een vijftal zaken onderzocht:

  1. Het belang van de vennootschapsbelasting voor het vestigingsklimaat.
  2. De verhouding van de Nederlandse vennootschapsbelasting tot de winstbelasting in andere landen.
  3. De verandering van de vennootschapsbelastingopbrengsten in de tijd en in verhouding tot andere landen.
  4. Hoeveel vennootschapsbelasting multinationals in Nederland betalen in verhouding tot andere soorten bedrijven.
  5. Welke knelpunten in de vennootschapsbelasting kunnen bijdragen aan een onevenwichtige belastingafdracht van multinationals.

Internationale samenwerking is volgens de commissie de belangrijkste weg naar een goed functionerend internationaal belastingsysteem. In dat systeem moet belastingconcurrentie tussen landen aan banden worden gelegd.

Unilaterale beleidsopties voor Nederland

De commissie adviseert een “basisvariant” van maatregelen om de grondslag in de vennootschapsbelasting te verbreden. De commissie heeft daarbij twee doelstellingen gehanteerd.

  1. Het creëren van een ondergrens in de vennootschapsbelasting voor bedrijven met winstgevende activiteiten in Nederland.
  2. Het elimineren van verschillen ("mismatches") met het buitenland.

De basisvariant omvat de volgende maatregelen:

  1. Beperking van de verrekening van verliezen uit voorgaande jaren tot maximaal 50% van de belastbare winst, in combinatie met een onbeperkte verliesverrekeningstermijn.
  2. Beperking van de aftrek van aandeelhouderskosten tot een maximum percentage van de belastbare winst.
  3. Beperking van de aftrek van royalty’s tot een maximum percentage van de belastbare winst.
  4. Beperking van de aftrek van rente en aandeelhouderskosten en eventueel royalty’s gezamenlijk tot een maximum percentage van de belastbare winst.
  5. Maak de bestaande CFC-regels effectiever door uitgekeerde winsten te belasten en de uitzondering voor wezenlijke economische activiteiten aan te passen.
  6. Pas het arm’s-lengthbeginsel niet toe indien dit beginsel leidt tot een verlaging van de belastbare winst in Nederland als het andere land dat bij de transactie betrokken is de correctie niet in haar grondslag betrekt.
  7. Beperk de afschrijving op vermogensbestanddelen die binnen een concern zijn overgedragen voor zover het gaat om stille reserves die bij de overdracht niet voldoende belast zijn geweest.

Naast de basisvariant heeft de commissie enkele aanvullende maatregelen voorgesteld.

  1. Aanscherpen van de earningstrippingmaatregel door de aftrekbare rente te verlagen van 30 naar 25% van de EBITDA.
  2. Beperking van de aftrek van rente die samenhangt met de aankoop van deelnemingen.
  3. Uitbreiding van de aftrekbeperking van rente naar royalty- en huurbetalingen
  4. Beperking van de aftrekbaarheid van alle betalingen binnen concern die in het ontvangende land onvoldoende belast zijn.
  5. Uitbreiding van de bestaande CFC-maatregel naar actieve inkomsten.
  6. Invoering van een niet-conditionele bronheffing op rente en royalty’s.
Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 16-04-2020

Vrijstelling vennootschapsbelasting vereniging

Verenigingen en stichtingen zijn vennootschapsbelastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven. Er geldt een vrijstelling voor verenigingen en stichtingen als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 of als de winsten van het jaar en de vier voorafgaande jaren tezamen niet meer bedragen dan € 75.000. Als in een van deze vijf jaren een verlies geleden wordt, wordt de winst voor dat jaar gesteld op nihil. Volgens de parlementaire moet de winstdrempel voorkomen dat grote verenigingen en stichtingen met professionele ondernemingen een beroep op de vrijstelling doen. Om deze reden is opgenomen dat de winst in een verliesjaar op nihil wordt gesteld.

Een vereniging behaalde in het eerste jaar van haar bestaan een winst van € 9.884. In het tweede jaar bedroeg de winst € 28.433 en in het derde jaar € 31.414. De vereniging deed over het derde jaar een beroep op de vrijstelling van vennootschapsbelasting omdat de cumulatieve winstdrempel van € 75.000 nog niet was gehaald. Hof Arnhem-Leeuwarden was van oordeel dat een grammaticale uitleg van de wettekst daartoe geen ruimte biedt. De vereniging voldeed in het derde jaar niet aan de eerste winstgrens, omdat de winst van het jaar meer bedroeg dan € 15.000. De vereniging voldeed evenmin aan de tweede winstgrens, omdat zij nog geen vijf jaren bestond en daarom niet aan het vereiste van vier voorafgaande jaren kon voldoen. Volgens het hof kan uit de parlementaire geschiedenis niet worden opgemaakt dat bedoeld is om de tweede winstgrens van € 75.000 ook van toepassing te laten zijn als een vereniging of stichting korter dan vijf jaren geleden is opgericht.

Op grond van een besluit uit 2008 kan een pro rata-benadering van de tweede winstgrens een tegemoetkoming vormen voor verenigingen en stichtingen die nog geen vijf jaren bestaan. Op basis van de pro rata-benadering blijven verenigingen en stichtingen waarvan de jaarwinst hoger is dan € 15.000 alsnog buiten de belastingheffing als zij de naar rato berekende tweede winstgrens niet overschrijden. In dit geval zou de tweede winstgrens uitkomen op een bedrag van € 45.000. Dat bedrag werd door de vereniging in deze procedure echter overschreden.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL2020467, 18/01080 | 06-02-2020

Commissie belastingheffing multinationals

De staatssecretaris van Financiën heeft een commissie ingesteld die moet adviseren over maatregelen voor een eerlijke belastingheffing over winsten van multinationals. De commissie moet nog dit jaar met concrete plannen komen. De Tweede Kamer heeft onlangs in een motie opgeroepen een dergelijke commissie in het leven te roepen.

Omdat de invulling van het begrip eerlijke belastingheffing afhankelijk is van iemands politieke achtergrond of kleur, geeft de staatssecretaris de commissie als opdracht mee om maatregelen te inventariseren die leiden tot een grondslagverbreding van de vennootschapsbelasting. Daarbij mag het belang van het behoud van hoofdkantooractiviteiten in Nederland niet uit het oog worden verloren. Op basis van de inventarisatie van de commissie kunnen vervolgens politieke keuzes gemaakt worden.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2019-0000104322 | 18-07-2019

Liquidatieverliesverrekening

Door de werking van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting zijn winsten van een dochtermaatschappij niet ook bij de moedermaatschappij belast. Verliezen van de dochtermaatschappij zijn niet verrekenbaar bij de moedermaatschappij. De liquidatieverliesregeling vormt een inbreuk op de deelnemingsvrijstelling. De bij ontbinding van een dochtermaatschappij resterende, niet verrekende verliezen kunnen bij de moedermaatschappij worden verrekend. Een liquidatieverlies wordt niet eerder in aanmerking genomen dan wanneer de vereffening van de dochteronderneming is voltooid. Om voor verrekening van een liquidatieverlies in aanmerking te komen moet de dochter haar onderneming geheel hebben gestaakt of hebben overgedragen aan een ander dan de moedermaatschappij of daarmee verbonden lichaam. Deze voorwaarde staat bekend als de niet-voortzettingseis. Deze eis heeft volgens de wetsgeschiedenis het karakter van een antimisbruikregel. De wetgever heeft daarmee willen voorkomen dat een concern naar believen de verliesverrekeningsmogelijkheden bij een dochtervennootschap kan verruilen voor een liquidatieverlies bij de moedervennootschap.

Omdat de aftrek van een liquidatieverlies niet eerder is toegestaan dan na verbreking van de band met de onderneming van de ontbonden dochtervennootschap, is dat het moment waarop moet worden beoordeeld of aan de niet-voortzettingseis is voldaan. In het geval van voortzetting van de onderneming binnen het concern is de aftrek van het liquidatieverlies overigens niet uitgesloten, maar wordt deze uitgesteld tot het moment waarop de gehele onderneming is gestaakt of door een derde wordt voortgezet.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2019886, 17/04077 | 27-06-2019

Start consultatie vervanging fiscale eenheid vennootschapsbelasting

De huidige regeling van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting staat op de nominatie om te worden vervangen door een andere groepsregeling. Aanleiding daartoe is jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. Deze jurisprudentie heeft al tot meerdere aanpassingen geleid. De staatssecretaris van Financiën heeft een eerste ronde internetconsultatie geopend over de vormgeving van de nieuwe groepsregeling. In deze eerste rond gaat het om een document met vier mogelijke richtingen voor de vervanging van de huidige regeling. Het gaat om de volgende mogelijkheden:

  1. continueren van het huidige regime, waar nodig uitgebreid met nieuwe reparatiemaatregelen;
  2. het afschaffen van de regeling van de fiscale eenheid;
  3. de introductie van een verlies- of winstoverdrachtregeling;
  4. een grensoverschrijdende groepsregeling met objectvrijstelling.

In de fiscale eenheid wordt een groep, bestaande uit een moedermaatschappij en één of meer dochtermaatschappijen, belast alsof er één belastingplichtige is. In de consultatie worden vier mogelijke oplossingsrichtingen geschetst. Geïnteresseerden kunnen tot en met 29 juli reageren op de consultatie. De staatssecretaris wil in het najaar van 2019 een schets van de beoogde groepsregeling naar de Tweede Kamer sturen. Het is de bedoeling om in 2020 een wetsvoorstel voor internetconsultatie te kunnen aanbieden.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | 27-06-2019

Kosten verbouwing woning dga niet zakelijk

Een bv nam de kosten van verbouwing van het woonhuis van haar dga voor haar rekening. Volgens de bv had de verbouwing een zakelijk karakter, omdat de woning als kantoorpand gebruikt zou worden. Volgens de Belastingdienst ging het om de verbouwing van een gedateerd woonhuis tot een moderne, luxe villa. De rechtbank vond niet aannemelijk gemaakt dat de uitgevoerde werkzaamheden een zakelijk karakter hadden. De woning is destijds door de dga als woning aangekocht en een aantal jaren later weer als woning verkocht. Er was geen vergunning om het woonhuis als kantoorpand te gebruiken. Het bestemmingsplan stond de beoogde zakelijke verhuur van een deel van het pand niet toe. De werkzaamheden betroffen de plaatsing van een grote en luxe keuken, de verbouwing van de badkamer en een overkapping van het zwembad.

De bv heeft volgens de rechtbank de voorbelasting op de kosten van de verbouwing ten onrechte in aftrek gebracht. Ook heeft de bv ten onrechte de afschrijvingskosten van het verbouwde pand in mindering op de winst gebracht. De Belastingdienst heeft dat gecorrigeerd door het opleggen van navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en naheffingsaanslagen omzetbelasting.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20192598, AWB 18/3266, 18/3267 en 18/3268 | 27-06-2019

Tweede Kamer wil eerlijke winstbelasting voor multinationals

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen waarin de regering gevraagd wordt om een commissie in te stellen die moet adviseren over eerlijke winstbelasting voor multinationals. Op dit moment betalen multinationals met een Nederlands hoofdkantoor vaak geen vennootschapsbelasting over de in Nederland behaalde winst. Dat komt omdat zij gebruik maken van allerlei maatregelen die zijn getroffen om Nederland een aantrekkelijk vestigingsland te maken voor hoofdkantoren. De commissie zou over zes maanden met een rapport met aanbevelingen moeten komen.

Bron: Overig | publicatie | 35 110 | 19-06-2019

Wetsvoorstel spoedreparatie fiscale eenheid aangenomen

De Eerste Kamer heeft op 23 april 2019 het wetsvoorstel spoedreparatie fiscale eenheid aangenomen. Het wetsvoorstel is een reactie op een arrest van het Hof van Justitie EU over de toepassing van de renteaftrekbeperking ter voorkoming van winstdrainage. De spoedreparatie van het regime van de fiscale eenheid brengt wijzigingen aan in de Wet Vpb 1969 en in de Wet op de dividendbelasting 1965. Een deel van de wijzigingen treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018. Bij de behandeling van het wetsvoorstel is een motie ingediend waarin het kabinet wordt gevraagd om een beleidsnotitie met criteria voor fiscale maatregelen met terugwerkende kracht. Deze motie is verworpen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 24-04-2019

Verkoopkosten deelneming

De deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting moet voorkomen dat winsten van een dochtermaatschappij ook bij de moedermaatschappij worden belast. De wet bepaalt dat voordelen uit hoofde van een deelneming en de kosten van aan- en verkoop van die deelneming niet tot de winst behoren. Een kostenpost valt alleen onder de deelnemingsvrijstelling als er een verband bestaat tussen de kostenpost en de aan- of verkoop van een deelneming. Omdat er in de tekst van de wet of in de wetshistorie geen aanwijzingen zijn te vinden waaruit blijkt welk verband vereist is, gaat de Hoge Raad uit van een rechtstreeks oorzakelijk verband. Kosten hangen samen met de aan- of verkoop van een deelneming als deze kosten zonder de aan- of verkoop niet zouden zijn gemaakt. Volgens de Hoge Raad kan een dergelijk verband alleen bestaan als de aan- of verkoop van de deelneming is doorgegaan.

Wanneer de verkoop van een deelneming aan een beoogde koper afketst, maar die deelneming vervolgens aan een andere partij wordt vervreemd, moet worden beoordeeld in hoeverre de verkoopkosten van de eerste fase ook zouden zijn gemaakt indien die fase niet had plaatsgevonden. Voor zover dat het geval is vallen de kosten onder het aftrekverbod van de deelnemingsvrijstelling. Goed koopmansgebruik verplicht de moedermaatschappij om de kosten van een voorgenomen aan- of verkoop van een deelneming als een transitorische actiefpost op de balans op te nemen totdat vaststaat of de aan- of verkoop doorgang vindt. Op dat moment wordt de actiefpost afgeboekt en moet worden bepaald in hoeverre de afboeking onder de deelnemingsvrijstelling valt.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20182264, Nr. 17/01211 | 13-12-2018